Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения
Шрифт:
De knaap kijkt de man recht in de ogen en zegt (парень глядит мужчине прямо в глаза и говорит):
– Ik ook niet, meneer (я тоже не /хочу/, господин), daarom kom ik nu juist haar hand vragen (поэтому я и пришел сейчас просить ее руки; juist – правильный, верный; точный; точно, именно, как раз).
Een knul gaat op een dag naar de vader van zijn liefje om hem de hand van zijn dochter te vragen.
– Oh, vergeet het maar, krijgt hij te horen – Ik wil niet dat mijn dochter haar leven verknoeit bij een domme lul!
De knaap kijkt de man recht in de ogen en zegt:
– Ik ook niet, meneer, daarom kom ik nu juist haar hand vragen!
In de trein
(В
Jan zit in de trein (Ян сидит в поезде) en wil een sigaar opsteken (и хочет закурить сигару; opsteken – поднимать: de paraplu opsteken – раскрывать зонтик; зажигать /лампу/; прикуривать), maar eerst vraagt hij beleefd (но сначала он вежливо спрашивает; beleefd – вежливый, учтивый) aan de dame tegenover hem (у дамы напротив него):
– Staat u mij toe dat ik rook (вы мне позволите, чтобы я закурил)?
– Doe alsof je thuis bent (будь: «делай» как дома) antwoordt de dame (отвечает дама), waarop Jan de sigaar voorzichtig wegsteekt en bromt (на что Ян осторожно прячет сигару и ворчит; wegsteken – незаметно убрать, припрятать; weg – прочь; steken – сунуть):
– Nu dan maar niet (тогда не сейчас).
Jan zit in de trein en wil een sigaar opsteken, maar eerst vraagt hij beleefd aan de dame tegenover hem:
– Staat u mij toe dat ik rook?
– Doe alsof je thuis bent, antwoordt de dame, waarop Jan de sigaar voorzichtig wegsteekt en bromt:
– Nu dan maar niet.
Wie is wie
(Кто есть кто)
Een jongeman is net aangenomen (молодой человек только что принят на работу; net – как раз; только что) in een grote multinationale onderneming (в большое мультинациональное предприятие; ondern'emen – предпринимать). Vanaf de eerste dag (в первый же день/с первого дня; van'af – /начиная/ с, со: vanaf maandag – с понедельника) neemt hij de telefoon (он берет телефон), belt de bedrijfscafetaria (звонит в кафе предприятия) en brult (и кричит; brullen – реветь, рычать; орать /о человеке/):
– Een koffie, en snel een beetje… (один кофе и быстренько: «быстро немножко»)
Aan de andere kant van de lijn (на другом конце линии) antwoordt een stem (отвечает голос):
– Ik denk dat u een verkeerd intern nummer (мне кажется, что вы неправильный внутренний номер) gedraaid hebt (набрали; draaien – вертеть, вращать; een nummer draaien – набирать номер телефона), weet u met wie u spreekt (знаете вы, с кем вы говорите), onnozelaar (глупец)?
– Heu… nee… – antwoordt de jonge man (ээ… нет, – отвечает молодой человек).
– Ik ben de Directeur-Generaal van deze firma, jij idioot! (я генеральный директор этой фирмы, ты, идиот!)
De jonge man roept tweemaal luider (молодой человек кричит в два раза громче):
– En U, dik opgeblazen directeur-generaaltje (а вы, толстый, надутый генеральный директришка), weet u wel met wie u spreekt (знаете ли вы, с кем вы говорите)?
– Heu… nee… – antwoordt de directeur ietwat verbaasd (нет, – отвечает директор чуть удивленно).
– Perfect (отлично)! antwoordt de jonge man en hij legt de telefoon neer (отвечает молодой человек и кладет трубку; neer – вниз; neerleggen – вешать /трубку/: «класть вниз»).
Een jonge man is net aangenomen in een grote multinationale onderneming. Vanaf de eerste dag neemt hij de telefoon, belt de bedrijfscafetaria en brult:
– Een koffie, en snel een beetje…
Aan de andere kant van de lijn antwoordt een stem:
– Ik denk dat u een verkeerd intern nummer gedraaid hebt, weet u met wie u spreekt, onnozelaar?
– Heu… nee… – antwoordt de jonge man.
– Ik ben de Directeur-Generaal van deze firma, jij idioot!
De jonge man roept tweemaal luider:
– En u, dik opgeblazen directeur-generaaltje, weet u wel met wie u spreekt?
– Heu… nee… – antwoordt de directeur ietwat verbaasd.
– Perfect! antwoordt de jonge man en hij legt de telefoon neer.
Hoe gaat het
(Как дела)
– Hoe gaat het met je paard (как поживает твоя лошадь: «как идет это с твоей лошадью»)?
– Mijn paard gaat niet, het loopt (моя лошадь не идет, она бежит).
– OK, hoe loopt het met je paard?
– Dat gaat (все хорошо: «это идет /хорошо/»).
– Hoe gaat het met je paard?
– Mijn paard gaat niet, het loopt.
– OK, hoe loopt het met je paard?
– Dat gaat.
Naar huis kruipen
(Ползти домой)
Een man zit aan de bar (мужчина сидит у бара = у барной стойки) en drinkt zich aardig door (и порядочно напивается; aardig – приятный, милый; миловидный, хорошенький; немалый, порядочный; door – сквозь; zich doordrinken – напиться, наклюкаться). Aan het eind van de avond (к концу вечера) als hij naar huis wil (когда он хочет домой), staat hij op en valt om (он встает и падает; opstaan – встать; omvallen – упасть, опрокинуться).
„Zoveel heb ik toch niet gedronken (так много я ведь не выпил = неужто я так много выпил)?” denkt hij (думает он).
Hij probeert het nog een keer (он пробует /это/ еще раз) en weer hetzelfde verhaal (и снова тот же рассказ = та же история).”Nou, denkt hij – „dan kruip ik maar naar huis” (так, думает он, тогда я поползу домой).
De volgende morgen (на следующее утро) maakt zijn dochter hem wakker (будит его дочь его: «делает его бодрствующим») en vraagt (и спрашивает): „Vader, was je weer eens dronken gisteravond (отец, ты опять был пьяный вчера вечером)?”