Nauka niderlandzkiego: T?umaczenie i analiza trzech dzie? Nescio po holendersku
Шрифт:
Coba zit op 't terras van de "Beursbengel", op 't Damrak, aan zoo'n tafeltje met zwaar rond marmeren blad, met een koperen band om den kant. (Coba siedzi na tarasie "Beursbengel", na Damraku, przy takim stoliku z ciezkim okraglym marmurowym blatem, z miedziana opaska wokol krawedzi; Coba zit op 't terras van de "Beursbengel" – Coba siedzi na tarasie "Beursbengel", op 't Damrak – na Damraku, aan zoo'n tafeltje met zwaar rond marmeren blad – przy takim stoliku z ciezkim okraglym marmurowym blatem, met een koperen band om den kant – z miedziana opaska wokol krawedzi). Haar kindje zit tegenover haar, de bloote beentjes van het kindje met witte halve kousjes bengelen voor haar stoeltje. (Jej dziecko siedzi naprzeciwko niej, bose nozki dziecka w bialych polkolanowkach zwisaja przed jej krzeselkiem; Haar kindje zit tegenover haar – jej dziecko siedzi naprzeciwko niej, de bloote beentjes van het kindje – bose nozki dziecka, met witte halve kousjes bengelen voor haar stoeltje – w bialych polkolanowkach zwisaja przed jej krzeselkiem). Het krijgt een taartje met een glas melk. ('Dostaje ciastko z szklanka mleka; Het krijgt een taartje – dostaje ciastko, met een glas melk – ze szklanka mleka). 't Eet met haar kleine vingertjes, haar lekkere oogen zijn zoo groot en kijken zoo overal heen. (Je malymi paluszkami, jej urocze oczy sa takie wielkie i patrza wszedzie dookola; 't Eet met haar kleine vingertjes – je malymi paluszkami, haar lekkere oogen zijn zoo groot – jej urocze oczy sa takie wielkie, en kijken zoo overal heen – i patrza wszedzie dookola). 't Kindje is onder den indruk van zoo iets heerlijks en al die menschen, maar 't is erg blij. (Dziecko jest pod wrazeniem takiej wspanialosci i wszystkich tych ludzi, ale jest bardzo szczesliwe; 't Kindje is onder den indruk – dziecko jest pod wrazeniem, van zoo iets heerlijks en al die menschen – takiej wspanialosci i wszystkich tych ludzi, maar 't is erg blij – ale jest bardzo szczesliwe). Moedertje kijkt of 't kleintje niet morst en helpt haar zachtjes, maar zegt niet veel. (Mama patrzy, czy dziecko nie rozlewa, i delikatnie jej pomaga, ale niewiele mowi; Moedertje kijkt of 't kleintje niet morst – mama patrzy, czy dziecko nie rozlewa, en helpt haar zachtjes – i delikatnie jej pomaga, maar zegt niet veel – ale niewiele mowi).
In den hoek zit de duivel en draait z'n snor op. (W rogu siedzi diabel i kreci wasa; In den hoek zit de duivel – w rogu siedzi diabel, en draait z'n snor op – i kreci wasa). Eens heb ik een vrouw hooren zeggen, een hoogstaande vrouw: "Zoo'n vent, wat verbeeldt zich die wel? (Raz slyszalem kobiete, wybitna kobiete, mowiaca: "Taki facet, co on sobie wyobraza?; Eens heb ik een vrouw hooren zeggen – raz slyszalem kobiete mowiaca, een hoogstaande vrouw – wybitna kobiete, "Zoo'n vent, wat verbeeldt zich die wel?" – "Taki facet, co on sobie wyobraza?). Een man die denkt dat ik verliefd zal worden, omdat i zich zelf aan een brok haar trekt, bah." (Mezczyzna, ktory mysli, ze sie w nim zakocham, bo ciagnie sie za kosmyk wlosow, ble; Een man die denkt – mezczyzna, ktory mysli, dat ik verliefd zal worden – ze sie w nim zakocham, omdat i zich zelf aan een brok haar trekt – bo ciagnie sie za kosmyk wlosow, bah – ble). Vertrouw die vrouw niet te veel. (Nie ufaj zbytnio tej kobiecie; Vertrouw die vrouw niet te veel – nie ufaj zbytnio tej kobiecie). Nu ligt ze 's nachts wakker en bijt in haar natte kussen. (Teraz lezy w nocy nie spiac i gryzie mokra poduszke; Nu ligt ze 's nachts wakker – teraz lezy w nocy nie spiac, en bijt in haar natte kussen – i gryzie mokra poduszke).
Coba trekt haar manteltje uit, legt 't over haar knieen, 't is te warm voor een blauw cheviotten mantelpakje. (Coba zdejmuje plaszczyk, kladzie go na kolanach, jest za cieplo na niebieski zakiet z cheviotu; Coba trekt haar manteltje uit – Coba zdejmuje plaszczyk, legt 't over haar knieen – kladzie go na kolanach, 't is te warm voor een blauw cheviotten mantelpakje – jest za cieplo na niebieski zakiet z cheviotu). Een wit bloesje heeft ze aan, haar armen schijnen er door, zoo rose-bruin en 't allerbovenste van haar rug en borst. (Ma na sobie biala bluzke, przez ktora widac jej rozowobrazowe ramiona i gorna czesc plecow i piersi; Een wit bloesje heeft ze aan – ma na sobie biala bluzke, haar armen schijnen er door – przez ktora widac jej ramiona, zoo rose– bruin – rozowobrazowe, en 't allerbovenste van haar rug en borst – i gorna czesc plecow i piersi). Je ziet waar haar hemd eindigt en dat 't met kanten strooken van haar schoudertjes hangt. (Widac, gdzie konczy sie jej koszula, i ze wisi z koronkowymi paskami na jej ramionach; Je ziet waar haar hemd eindigt – widac, gdzie konczy sie jej koszula, en dat 't met kanten strooken van haar schoudertjes hangt – i ze wisi z koronkowymi paskami na jej ramionach). Nu trekt ze haar bovenlip even naar binnen en maakt haar onderkaak langer en strijkt met de rechterhand haar haar glad, (Teraz lekko wciaga gorna warge, wydluza dolna szczeke i gladzi wlosy prawa reka; Nu trekt ze haar bovenlip even naar binnen – teraz lekko wciaga gorna warge, en maakt haar onderkaak langer – wydluza dolna szczeke, en strijkt met de rechterhand haar haar glad – i gladzi wlosy prawa reka). ze draait even met haar hoofd en 't puntje van haar tong komt te zien en strijkt langs haar bovenlip en verdwijnt schielijk. (Przekreca glowe i czubek jej jezyka pojawia sie, przejezdza po gornej wardze i szybko znika; ze draait even met haar hoofd – przekreca glowe, en 't puntje van haar tong komt te zien – i czubek jej jezyka pojawia sie, en strijkt langs haar bovenlip en verdwijnt schielijk – przejezdza po gornej wardze i szybko znika). De duivel draait aan z'n snor. (Diabel kreci wasa; De duivel draait aan z'n snor – diabel kreci wasa). Nu praat ze lief met haar kindje, ze lacht, al haar tanden laat ze zien; (Teraz slodko rozmawia z dzieckiem, smieje sie, pokazujac wszystkie swoje zeby; Nu praat ze lief met haar kindje – teraz slodko rozmawia z dzieckiem, ze lacht, al haar tanden laat ze zien – smieje sie, pokazujac wszystkie swoje zeby); ze heeft een sterk gebit, alle tanden staan aangesloten en ze zijn schitterend wit, (ma mocne zeby, wszystkie sa rowne i lsniaco biale; ze heeft een sterk gebit – ma mocne zeby, alle tanden staan aangesloten – wszystkie sa rowne, en ze zijn schitterend wit – i lsniaco biale), om haar zoo je hand voor te houden, dat ze er in bijten kan, aan den buitenkant tusschen pink en pols. (aby trzymac dlon tak, aby mogla w nia ugryzc, na zewnatrz miedzy malym palcem a nadgarstkiem; om haar zoo je hand voor te houden – aby trzymac dlon tak, dat ze er in bijten kan – aby mogla w nia ugryzc, aan den buitenkant tusschen pink en pols – na zewnatrz miedzy malym palcem a nadgarstkiem). Het is in 't begin van Mei. (Jest poczatek maja; Het is in 't begin van Mei – jest poczatek maja). Voor 't eerst van 't jaar heeft ze een bloese aan die driehoekig is uitgesneden en ook haar borst is wit, zoo erg wit, dat de duivel moet denken aan het licht uit den hemel. (Po raz pierwszy w tym roku ma na sobie bluzke z trojkatnym dekoltem, a jej piers jest tak biala, ze diabel musi myslec o swietle z nieba; Voor 't eerst van 't jaar heeft ze een bloese aan die driehoekig is uitgesneden – po raz pierwszy w tym roku ma na sobie bluzke z trojkatnym dekoltem, en ook haar borst is wit, zoo erg wit – a jej piers jest tak biala, dat de duivel moet denken aan het licht uit den hemel – ze diabel musi myslec o swietle z nieba). En de hoeken van haar sleutelbeenderen bij 't kuiltje van haar hals staan zoo pittig. (A rogi jej obojczykow przy zaglebieniu szyi sa takie wyrazne; En de hoeken van haar sleutelbeenderen – a rogi jej obojczykow, bij 't kuiltje van haar hals staan zoo pittig – przy zaglebieniu szyi sa takie wyrazne). Met haar slanke vingers strijkt ze langs den rand van haar bloese. (Swoimi smuklymi palcami gladzi brzeg bluzki; Met haar slanke vingers – swoimi smuklymi palcami, strijkt ze langs den rand van haar bloese – gladzi brzeg bluzki). Nu veegt ze de handjes van haar kindje af en haar toetje, met haar zakdoekje, dat een opengewerkten rand heeft. (Teraz wyciera raczki i buzie dziecka chusteczka, ktora ma azurowy brzeg; Nu veegt ze de handjes van haar kindje af – teraz wyciera raczki dziecka, en haar toetje – i buzie, met haar zakdoekje – chusteczka, dat een opengewerkten rand heeft – ktora ma azurowy brzeg). En ze neemt 't handje van 't kind in haar twee handen en drukt 't en geeft haar een zoentje op haar groote oogjes en 't kindje vraagt: (I bierze raczke dziecka w swoje dwie rece, sciska ja i caluje w jej duze oczy, a dziecko pyta:; En ze neemt 't handje van 't kind in haar twee handen – i bierze raczke dziecka w swoje dwie rece, en drukt 't en geeft haar een zoentje op haar groote oogjes – sciska ja i caluje w jej duze oczy, en 't kindje vraagt – a dziecko pyta:) "Maatje, waarom doet u dat?" (Mamusiu, dlaczego to robisz?; "Maatje, waarom doet u dat?" – mamusiu, dlaczego to robisz?). En ze kleurt en vraagt: "Wat, Bobi?" (I rumieni sie, pytajac: "Co, Bobi?"; En ze kleurt – i rumieni sie, en vraagt – pytajac, "Wat, Bobi?" – "Co, Bobi?"). "Waarom zoent u me ineens?" ("Dlaczego nagle mnie calujesz?"; "Waarom zoent u me ineens?" – "dlaczego nagle mnie calujesz?"). "Maar kindje, maatje zoent je toch wel meer ineens? (Ale dziecko, mamusia cie przeciez czesciej nagle caluje?; "Maar kindje, maatje zoent je toch wel meer ineens?" – ale dziecko, mamusia cie przeciez czesciej nagle caluje?). Wil Bobi nog een taartje? (Czy Bobi chce jeszcze ciastko?; Wil Bobi nog een taartje? – czy Bobi chce jeszcze ciastko?). Maar dan moet je je niet zoo vuil maken, hoor. (Ale wtedy nie mozesz sie tak brudzic, slyszysz; Maar dan moet je je niet zoo vuil maken, hoor – ale wtedy nie mozesz sie tak brudzic, slyszysz). Zal mammi 't zelf gaan uitzoeken voor kindje? (Czy mamusia sama pojdzie wybrac dla dziecka?; Zal mammi 't zelf gaan uitzoeken voor kindje? – czy mamusia sama pojdzie wybrac dla dziecka?). Zoet blijven zitten hoor!" (Siedz grzecznie, slyszysz!; Zoet blijven zitten hoor – siedz grzecznie, slyszysz). En maatje gaat naar binnen, haar heupen draaien heel even en haar blauw cheviotten rok gaat heen en weer. (I mamusia idzie do srodka, jej biodra lekko sie kolysza, a niebieska cheviotowa spodnica porusza sie tam i z powrotem; En maatje gaat naar binnen – i mamusia idzie do srodka, haar heupen draaien heel even – jej biodra lekko sie kolysza, en haar blauw cheviotten rok gaat heen en weer – a niebieska cheviotowa spodnica porusza sie tam i z powrotem). En dan komt ze terug met 't taartje op een schaaltje en uit de deur lacht ze tegen haar kindje en ze gaat weer zitten. (A potem wraca z ciastkiem na talerzyku, usmiecha sie do dziecka przez drzwi i znowu siada; En dan komt ze terug met 't taartje op een schaaltje – a potem wraca z ciastkiem na talerzyku, en uit de deur lacht ze tegen haar kindje – usmiecha sie do dziecka przez drzwi, en ze gaat weer zitten – i znowu siada). De duivel draait aan z'n snor. (Diabel kreci wasa; De duivel draait aan z'n snor – diabel kreci wasa). En dan in eens wordt ze bang. (A potem nagle sie boi; En dan in eens wordt ze bang – a potem nagle sie boi). Als i haar eens aansprak? (A jesli by do niej podszedl?; Als i haar eens aansprak? – a jesli by do niej podszedl?). Wat moest ze doen? ("Co miala zrobic?; Wat moest ze doen – co miala zrobic?). "Kom Bobi, maak voort, wacht, zal ik je helpen?" (Chodz Bobi, pospiesz sie, poczekaj, pomoge ci?; "Kom Bobi, maak voort – chodz Bobi, pospiesz sie, wacht, zal ik je helpen?" – poczekaj, pomoge ci?). En op de punt van 't vorkje steekt ze haar 't halve taartje in 't mondje, 't is of de dikke dame naast haar draait. (I na czubku widelca wklada jej pol ciastka do buzi, jakby gruba dama obok niej sie obracala; En op de punt van 't vorkje steekt ze haar 't halve taartje in 't mondje – i na czubku widelca wklada jej pol ciastka do buzi, 't is of de dikke dame naast haar draait – jakby gruba dama obok niej sie obracala). 't Kindje heeft 't toetje vol slagroom. (Dziecko ma buzie pelna bitej smietany; 't Kindje heeft 't toetje vol slagroom – dziecko ma buzie pelna bitej smietany). "Bah, wat een vies kindje." ("Bah, jakie brudne dziecko; "Bah, wat een vies kindje – bah, jakie brudne dziecko). "Mammi, dat doe je zelf." (Mamusiu, sama to robisz; "Mammi, dat doe je zelf – mamusiu, sama to robisz). Daar is Pa. (Oto tata; Daar is Pa – oto tata). Hij groet en neemt z'n hoed af voor den duivel en de duivel neemt z'n hoed af voor Pa. (Wita sie i zdejmuje kapelusz przed diablem, a diabel zdejmuje kapelusz przed tata; Hij groet en neemt z'n hoed af voor den duivel – wita sie i zdejmuje kapelusz przed diablem, en de duivel neemt z'n hoed af voor Pa – a diabel zdejmuje kapelusz przed tata). Maatje kleurt weer, nu tot 't kuiltje van haar hals. (Mamusiu, rumieni sie znowu, teraz az do zaglebienia w szyi; Maatje kleurt weer – mamusiu, rumieni sie znowu, nu tot 't kuiltje van haar hals – teraz az do zaglebienia w szyi). Maar 't dichtertje ziet dat niet, hij is te lang getrouwd. (Ale poeta tego nie widzi, jest zbyt dlugo zonaty; Maar 't dichtertje ziet dat niet – ale poeta tego nie widzi, hij is te lang getrouwd – jest zbyt dlugo zonaty).
Ze staat op en helpt 't kindje van haar stoel. (Wstaje i pomaga dziecku zejsc z krzesla; Ze staat op – wstaje, en helpt 't kindje van haar stoel – i pomaga dziecku zejsc z krzesla). "Wil je meteen weg?" ("Chcesz od razu wyjsc?"; "Wil je meteen weg?" – "chcesz od razu wyjsc?"). "Ik moet nog wol koopen om mijn manteltje af te breien. (Musze jeszcze kupic welne, zeby skonczyc swoj plaszczyk; "Ik moet nog wol koopen – musze jeszcze kupic welne, om mijn manteltje af te breien – zeby skonczyc swoj plaszczyk). Ik kan nergens de kleur krijgen. (Nigdzie nie moge znalezc koloru; Ik kan nergens de kleur krijgen – nigdzie nie moge znalezc koloru). 'k Ben in wel vier winkels geweest en toen dacht ik, ik zal maar eerst hier naar toe gaan, want 't werd zoo laat." (Bylam w czterech sklepach i pomyslalam, ze najpierw tu przyjde, bo zrobilo sie pozno; 'k Ben in wel vier winkels geweest – bylam w czterech sklepach, en toen dacht ik – i pomyslalam, ik zal maar eerst hier naar toe gaan – ze najpierw tu przyjde, want 't werd zoo laat – bo zrobilo sie pozno). De oogen van 't kindje worden heel groot en kijken naar boven naar maatje. (Oczy dziecka staja sie bardzo duze i patrza w gore na mamusie; De oogen van 't kindje worden heel groot – oczy dziecka staja sie bardzo duze, en kijken naar boven naar maatje – i patrza w gore na mamusie). "Nou vooruit dan maar, heb je betaald? aanneme!" (No to chodzmy, zaplacilas? przyniose; "Nou vooruit dan maar – no to chodzmy, heb je betaald? – zaplacilas? aanneme – przyniose). Dichtertje dopt, de duivel dopt, maatje knikt stijf. (Poeta placi, diabel placi, mamusia sztywno kiwa glowa; Dichtertje dopt – poeta placi, de duivel dopt – diabel placi, maatje knikt stijf – mamusia sztywno kiwa glowa). Bobi wuift met haar handje en zegt met een hoog stemmetje: "Dag meneer." (Bobi macha raczka i mowi wysokim glosikiem: "Do widzenia, panie."; Bobi wuift met haar handje – Bobi macha raczka, en zegt met een hoog stemmetje – i mowi wysokim glosikiem, "Dag meneer." – "Do widzenia, panie"). De duivel knikt en lacht en knijpt een oog dicht. (Diabel kiwa glowa, usmiecha sie i mruga okiem; De duivel knikt en lacht – diabel kiwa glowa, en knijpt een oog dicht – usmiecha sie i mruga okiem). "Maatje, die meneer heeft al dien tijd naar u gekeken." (Mamusiu, ten pan caly czas na ciebie patrzyl; "Maatje, die meneer heeft al dien tijd naar u gekeken." – mamusiu, ten pan caly czas na ciebie patrzyl).
Gelukkig, 't dichtertje hoort niets, zijn gedicht zonder eind is weer in een stadium datti er stapel zot van wordt. (Na szczescie poeta nic nie slyszy, jego nieskonczony wiersz jest znowu na etapie, ze wariuje; Gelukkig, 't dichtertje hoort niets – na szczescie poeta nic nie slyszy, zijn gedicht zonder eind – jego nieskonczony wiersz, is weer in een stadium datti er stapel zot van wordt – jest znowu na etapie, ze wariuje). Hij ziet op dat terras al die vrouwen zitten en er gaan er voorbij op straat. (Widzi na tym tarasie wszystkie te kobiety siedzace i przechodzace po ulicy; Hij ziet op dat terras al die vrouwen zitten – widzi na tym tarasie wszystkie te kobiety siedzace, en er gaan er voorbij op straat – i przechodzace po ulicy). "O God," denkt i, "als er nu eens een wonder gebeurde, als nu eens in eens van al die vrouwen al de kleeren afvielen?" (O Boze, mysli, gdyby teraz zdarzyl sie cud, gdyby nagle wszystkie te kobiety stracily ubrania?; "O God," denkt i – o Boze, mysli, "als er nu eens een wonder gebeurde – gdyby teraz zdarzyl sie cud, als nu eens in eens van al die vrouwen al de kleeren afvielen?" – gdyby nagle wszystkie te kobiety stracily ubrania). Een dichtertje dat den waanzin nabij is denkt rare dingen. (Poeta bliski szalenstwa mysli dziwne rzeczy; Een dichtertje dat den waanzin nabij is – poeta bliski szalenstwa, denkt rare dingen – mysli dziwne rzeczy). U en ik lezer denken nooit zoo iets. (Ty i ja, czytelniku, nigdy tak nie myslimy; U en ik lezer – ty i ja, czytelniku, denken nooit zoo iets – nigdy tak nie myslimy). En mijn lezeressen..... heilige onschuld, ik moet er niet aan denken. (A moje czytelniczki… swieta niewinnosc, nie moge o tym myslec; En mijn lezeressen – a moje czytelniczki, heilige onschuld – swieta niewinnosc, ik moet er niet aan denken – nie moge o tym myslec).
V. Teleurstellingen – Rozczarowania (Teleurstellingen – rozczarowania, Rozczarowania – Rozczarowania)
Zes jaar waren ze getrouwd. (Byli malzenstwem od szesciu lat; Zes jaar – szesc lat, waren ze getrouwd – byli malzenstwem). En terwijl zij iederen morgen brood sneed en boterhammen smeerde en thee schonk voor hem, voor kleine Bobi, voor 't dienstmeisje en soms voor de werkster.... (I podczas gdy ona kazdego ranka kroila chleb, smarowala kanapki i nalewala herbate dla niego, dla malej Bobi, dla sluzacej i czasami dla robotnicy; En terwijl zij – i podczas gdy ona, iederen morgen brood sneed – kazdego ranka kroila chleb, en boterhammen smeerde – i smarowala kanapki, en thee schonk – i nalewala herbate, voor hem, voor kleine Bobi, voor 't dienstmeisje en soms voor de werkster – dla niego, dla malej Bobi, dla sluzacej i czasami dla robotnicy). Snijd eens een keer brood en smeer eens boterhammen voor vier kinderen, als je 't niet gewend bent, wat de ongelukkige schrijver van deze geschiedenis eens gedaan heeft, volslagen uitzinnig word je d'r van. (Sprobuj raz pokroic chleb i posmarowac kanapki dla czworki dzieci, jesli nie jestes do tego przyzwyczajony, co nieszczesny autor tej historii raz zrobil, zwariujesz od tego; Snijd eens een keer brood en smeer eens boterhammen voor vier kinderen – sprobuj raz pokroic chleb i posmarowac kanapki dla czworki dzieci, als je 't niet gewend bent – jesli nie jestes do tego przyzwyczajony, wat de ongelukkige schrijver van deze geschiedenis eens gedaan heeft – co nieszczesny autor tej historii raz zrobil, volslagen uitzinnig word je d'r van – zwariujesz od tego). Op d'n duur zal 't wel wennen, maar o lieve Heer, op den duur moet 't toch ook afgrijselijk vervelend wezen, als je 't ongeluk hebt er over na te denken. (Z czasem sie przyzwyczaisz, ale o Boze, z czasem to tez musi byc okropnie nudne, jesli masz nieszczescie o tym myslec; Op d'n duur zal 't wel wennen – z czasem sie przyzwyczaisz, maar o lieve Heer – ale o Boze, op den duur moet 't toch ook afgrijselijk vervelend wezen – z czasem to tez musi byc okropnie nudne, als je 't ongeluk hebt er over na te denken – jesli masz nieszczescie o tym myslec).
Nu dan, terwijl zij voortdurend dit alles weer deed, behaagde 't God, den echten God van hemel en aarde, Dora, haar zusje, te doen opgroeien en vrouw worden, zoo mooi als een renpaardje. (Wiec, podczas gdy ona ciagle to wszystko robila, Bogu, prawdziwemu Bogu nieba i ziemi, spodobalo sie, aby Dora, jej siostra, dorosla i stala sie kobieta, tak piekna jak wyscigowy konik; Nu dan, terwijl zij voortdurend dit alles weer deed – wiec, podczas gdy ona ciagle to wszystko robila, behaagde 't God, den echten God van hemel en aarde – Bogu, prawdziwemu Bogu nieba i ziemi, spodobalo sie, Dora, haar zusje, te doen opgroeien en vrouw worden – aby Dora, jej siostra, dorosla i stala sie kobieta, zoo mooi als een renpaardje – tak piekna jak wyscigowy konik). Zij was een van die twee zusjes, die in bed waren gestopt, toen i voor 't eerst boven mocht komen. (Byla jedna z tych dwoch siostr, ktore byly w lozku, kiedy po raz pierwszy mogl przyjsc na gore; Zij was een van die twee zusjes – byla jedna z tych dwoch siostr, die in bed waren gestopt – ktore byly w lozku, toen i voor 't eerst boven mocht komen – kiedy po raz pierwszy mogl przyjsc na gore).
Het duurde lang voor hij haar zag. (Dlugo trwalo, zanim ja zobaczyl; Het duurde lang – dlugo trwalo, voor hij haar zag – zanim ja zobaczyl). Maar zij had hem allang gezien. (Ale ona juz dawno go widziala; Maar zij had hem allang gezien – ale ona juz dawno go widziala). Vijftien jaar was ze toen. (Miala wtedy pietnascie lat; Vijftien jaar – pietnascie lat, was ze toen – miala wtedy). Hij was pas getrouwd, iets meer dan een jaar en kwam van een reis terug, heelemaal verbrand. (Byl swiezo po slubie, nieco ponad rok, i wrocil z podrozy, calkowicie opalony; Hij was pas getrouwd – byl swiezo po slubie, iets meer dan een jaar – nieco ponad rok, en kwam van een reis terug, heelemaal verbrand – i wrocil z podrozy, calkowicie opalony). Een licht grijs pak had hij aan en bruine schoenen en een wit hoedje met heelemaal neergeslagen rand. (Mial na sobie jasnoszary garnitur i brazowe buty oraz bialy kapelusz z calkowicie opuszczonym rondem; Een licht grijs pak had hij aan – mial na sobie jasnoszary garnitur, en bruine schoenen – i brazowe buty, en een wit hoedje met heelemaal neergeslagen rand – oraz bialy kapelusz z calkowicie opuszczonym rondem). Toendertijd gooiden ze je in de Reinwardtstraat nog met steenen als je den rand van je hoed heelemaal neergeslagen had, nu mag 't. (W tamtych czasach rzucali w ciebie kamieniami na Reinwardtstraat, jesli miales calkowicie opuszczony rond kapelusza, teraz mozna; Toendertijd gooiden ze je in de Reinwardtstraat nog met steenen – w tamtych czasach rzucali w ciebie kamieniami na Reinwardtstraat, als je den rand van je hoed heelemaal neergeslagen had – jesli miales calkowicie opuszczony rond kapelusza, nu mag 't – teraz mozna). Zijn schoonouders woonden toen op 't land, ergens bij den IJsel in een wit huisje met een serre, en een weranda langs de bovenverdieping. (Jego tesciowie mieszkali wtedy na wsi, gdzies w okolicach IJsel, w bialym domku z oranzeria i weranda wzdluz gornego pietra; Zijn schoonouders woonden toen op 't land – jego tesciowie mieszkali wtedy na wsi, ergens bij den IJsel – gdzies w okolicach IJsel, in een wit huisje met een serre, en een weranda langs de bovenverdieping – w bialym domku z oranzeria i weranda wzdluz gornego pietra). Ze was nog nauwelijks meer dan een kind, haar rokje kwam maar halverwege tusschen knie en enkel. (Byla jeszcze ledwo dzieckiem, jej spodniczka siegala tylko do polowy miedzy kolano a kostke; Ze was nog nauwelijks meer dan een kind – byla jeszcze ledwo dzieckiem, haar rokje kwam maar halverwege tusschen knie en enkel – jej spodniczka siegala tylko do polowy miedzy kolano a kostke). Nu loopen de volwassen vrouwen zoo. (Teraz dorosle kobiety tak chodza; Nu loopen de volwassen vrouwen zoo – teraz dorosle kobiety tak chodza). Ze had een jurkje aan met banden over de schouders, met dikke roode strepen verticaal, daartusschen smalle witte strepen. (Miala na sobie sukienke z paskami na ramionach, z grubymi czerwonymi pionowymi paskami i waskimi bialymi paskami miedzy nimi; Ze had een jurkje aan met banden over de schouders – miala na sobie sukienke z paskami na ramionach, met dikke roode strepen verticaal – z grubymi czerwonymi pionowymi paskami, daartusschen smalle witte strepen – i waskimi bialymi paskami miedzy nimi). De schouderbanden waren enkel rood. (Paski na ramionach byly calkowicie czerwone; De schouderbanden waren enkel rood – paski na ramionach byly calkowicie czerwone). In dit hooge jurkje dat over de borsten reikte, droeg ze een wit bloesje met stijven opstaanden kraag. (W tej wysokiej sukience, ktora siegala jej piersi, miala na sobie biala bluzke ze sztywnym stojacym kolnierzykiem; In dit hooge jurkje dat over de borsten reikte – w tej wysokiej sukience, ktora siegala jej piersi, droeg ze een wit bloesje met stijven opstaanden kraag – miala na sobie biala bluzke ze sztywnym stojacym kolnierzykiem). Ook haar gezichtje was gebruind. (Jej twarzyczka tez byla opalona; Ook haar gezichtje was gebruind – jej twarzyczka tez byla opalona). 't Donkere haar droeg ze met een scheiding en van achteren loshangend in een zwarten strik. (Ciemne wlosy miala przedzielone i z tylu zwiazane w czarna kokarde; 't Donkere haar droeg ze met een scheiding – ciemne wlosy miala przedzielone, en van achteren loshangend in een zwarten strik – i z tylu zwiazane w czarna kokarde). Ze was blootshoofds en speelde op 't gras voor 't huis als een kind diabolo, voor 't laatst, maar dat wist ze niet. (Byla z odkryta glowa i bawila sie jak dziecko diabolo na trawie przed domem, po raz ostatni, ale tego nie wiedziala; Ze was blootshoofds – byla z odkryta glowa, en speelde op 't gras voor 't huis als een kind diabolo – i bawila sie jak dziecko diabolo na trawie przed domem, voor 't laatst, maar dat wist ze niet – po raz ostatni, ale tego nie wiedziala).
't Was in 't begin van Juni, de hooge boomen achter en op zij van 't huis waren een groene berg, massief. (To bylo na poczatku czerwca, wysokie drzewa za i obok domu byly jak zielona gora, masywne; 't Was in 't begin van Juni – to bylo na poczatku czerwca, de hooge boomen achter en op zij van 't huis – wysokie drzewa za i obok domu, waren een groene berg, massief – byly jak zielona gora, masywne). Hier en daar stond er een bruine beuk tusschen. (Tu i tam miedzy nimi stal brazowy buk; Hier en daar – tu i tam, stond er een bruine beuk tusschen – stal miedzy nimi brazowy buk). De roode meidoorn was uitgebloeid, de roode bloemen van de kastanjes waren afgevallen, de ijle kaarsjes, die er van waren overgebleven, stonden rechtop. (Czerwony glog przekwitl, czerwone kwiaty kasztanow opadly, a pozostajace delikatne swiece staly pionowo; De roode meidoorn was uitgebloeid – czerwony glog przekwitl, de roode bloemen van de kastanjes waren afgevallen – czerwone kwiaty kasztanow opadly, de ijle kaarsjes, die er van waren overgebleven, stonden rechtop – a pozostajace delikatne swiece staly pionowo). De accacia's bloeiden en de jasmijn. (Akacje kwitly i jasmin; De accacia's bloeiden – akacje kwitly, en de jasmijn – i jasmin). De serre en alle drie de deuren aan de weranda stonden wijd open. (Oranzeria i wszystkie trzy drzwi na werande byly szeroko otwarte; De serre en alle drie de deuren aan de weranda – oranzeria i wszystkie trzy drzwi na werande, stonden wijd open – byly szeroko otwarte). Er was een klein rond vijvertje voor 't huis met bladen en witte bloemen van de waterlelie er in en riet en gele irissen aan den kant. (Przed domem bylo male okragle stawko z liscmi i bialymi kwiatami lilii wodnej oraz trzcina i zoltymi irysami na brzegu; Er was een klein rond vijvertje voor 't huis – przed domem bylo male okragle stawko, met bladen en witte bloemen van de waterlelie er in – z liscmi i bialymi kwiatami lilii wodnej, en riet en gele irissen aan den kant – oraz trzcina i zoltymi irysami na brzegu). Voor den tuin liep de grindweg en aan den overkant van den weg en ook aan deze zij er van, links en rechts van den tuin, stond alom de groene rog manshoog. (Przed ogrodem biegla zwirowa sciezka, a po drugiej stronie drogi i takze po tej stronie, na lewo i prawo od ogrodu, wszedzie stala wysoka na czlowieka zielona zyto; Voor den tuin liep de grindweg – przed ogrodem biegla zwirowa sciezka, en aan den overkant van den weg en ook aan deze zij er van – a po drugiej stronie drogi i takze po tej stronie, links en rechts van den tuin – na lewo i prawo od ogrodu, stond alom de groene rog manshoog – wszedzie stala wysoka na czlowieka zielona zyto).
Met de geheven armen wijduit ving ze de diabolo op 't touw, maar hij viel en toen ze zich bukken wilde zag ze den man van haar zuster. (Z podniesionymi szeroko rekami zlapala diabolo na sznurek, ale upadlo, i kiedy chciala sie schylic, zobaczyla meza swojej siostry; Met de geheven armen wijduit – z podniesionymi szeroko rekami, ving ze de diabolo op 't touw – zlapala diabolo na sznurek, maar hij viel – ale upadlo, en toen ze zich bukken wilde – i kiedy chciala sie schylic, zag ze den man van haar zuster – zobaczyla meza swojej siostry).