Нидерландский шутя. 150 анекдотов для начального чтения
Шрифт:
– Wat heb ik nu aan zo’n hond (что мне теперь делать с таким псом/какая мне теперь польза от такого пса). Elke keer als de bel gaat (каждый раз, когда звонок звонит) gaat hij in de hoek zitten (идет он в угол садиться = он идет и садится в угол).
Waarop de verkoper antwoordt (на что продавец отвечает):
– Dat heb je altijd met boxers (а так оно всегда с боксерами: «это имеешь ты всегда с боксерами»)!
Een man gaat naar een dierenwinkel. Hij vraagt de verkoper of hij ook een hond voor de bewaking te koop heeft. Na enig zoeken gaat de man met een hond naar huis. Twee weken later komt hij terug bij de dierenwinkel. Hij vraagt de verkoper:
– Wat heb ik nu aan zo’n hond. Elke keer als de bel gaat gaat hij in de hoek zitten.
Waarop de verkoper antwoordt:
– Dat heb je altijd met boxers!
Bij de dokter
(У
Er komt een man bij de dokter (приходит мужчина к врачу).
Vraagt de dokter (врач спрашивает):
– Kan ik u helpen (могу я вам помочь)?
Zegt de man (мужчина говорит):
– Nee dank u, ik kijk nog even rond (нет, спасибо, я осмотрюсь еще немного; kijken – смотреть, глядеть; even – ровный; равный; ровно; как раз, точно; чуть-чуть, немного; rond – кругом, вокруг).
Er komt een man bij de dokter.
Vraagt de dokter:
– Kan ik u helpen?
Zegt de man:
– Nee dank u, ik kijk nog even rond.
„De dokter”
(«Врач»)
Oma is 100 /honderd/ jaar geworden (бабушке исполнилось 100 лет: бабушка есть 100 лет ставшая; worden – становиться, делаться). Voor die gelegenheid (по этому случаю; gelegenheid – возможность, /удобный/ случай) komt de burgemeester bij haar op bezoek (приходит бургомистр к ней в гости; bezoek – посещение, визит; bezoeken – посещать, навещать).
– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester (вы живете уже: «теперь» сто лет, говорит бургомистр), – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest (каким было самое большое изменение за все те 100 лет в вашей жизни; verandering – изменение, перемена; veranderen – изменять/ся/)?
Zonder een seconde na te denken (без секунды подумать = не подумав и секунды) zegt oma (бабушка говорит):
– De dokter.
– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd (спрашивает бургомистр удивленно).
– Ja, – zegt oma. – Toen ik 20 /twintig/ was, zei de dokter (когда мне 20 было, доктор говорил):
Helemaal uitkleden en ga maar liggen (полностью
Oma is 100 jaar geworden. Voor die gelegenheid komt de burgemeester bij haar op bezoek.
– U leeft nu honderd jaar, – zegt de burgemeester, – wat is in al die 100 jaar nu de grootste verandering in uw leven geweest?
Zonder een seconde na te denken, zegt oma:
– De dokter.
– De dokter? – vraagt de burgemeester verbaasd.
Ja, – zegt oma, – Toen ik 20 was, zei de dokter:
Helemaal uitkleden en ga maar liggen. Toen ik 40 was, zei de dokter: bloesje uit en ga maar zitten. En toen ik 80 was, zei de dokter: steek je tong maar uit en blijf maar staan.
Twee tanden
(Два зуба)
Een man komt terug van de tandarts (мужчина возвращается от зубного врача) en ontmoet een vriend op straat (и встречает друга на улице; ontmoeten – /случайно/ встретить).
– En hoe was het? – vraagt de vriend (и как это было = как все прошло, спрашивает друг).
– De tandarts heeft twee tanden moeten trekken (зубному врачу пришлось два зуба вырвать; trekken – тянуть, тащить; дергать, выдергивать) in plaats van 'e'en (вместо одного), – zegt de man (говорит мужчина).
– Waarom (почему)?
– Hij kon niet teruggeven van vijfentwintig euro (он не мог дать сдачи с 25 евро; terug – назад, обратно).
Een man komt terug van de tandarts en ontmoet een vriend op straat.
– En hoe was het? – vraagt de vriend.
– De tandarts heeft twee tanden moeten trekken in plaats van 'e'en, – zegt de man.
– Waarom?
– Hij kon niet teruggeven van vijfentwintig euro.
Interessant stukje
(Интересная статейка)
Jan en Karel zitten rustig de krant te lezen (Ян и Карел сидят и мирно/спокойно читают газету; rust – отдых, покой; спокойствие, мир, тишина).
Jan begint ineens een stukje uit de krant te scheuren (Ян начинает внезапно вырывать один кусочек из газеты; in'eens – сразу, за один раз; внезапно; немедленно; scheuren – рвать, разрывать). Karel vraagt hem (Карел спрашивает его):